De oogleden hebben een beschermende functie tegen a) uitdroging, b) fel licht en c) vreemde voorwerpen die op ons afkomen. Tegen uitdroging knipperen we met de ogen, waardoor de traanfilm die op het hoornvlies ligt steeds ververst wordt.

Het traanvocht wordt onder andere gemaakt door de traanklier. Deze ligt aan de buitenkant van het bovenooglid. Van daaruit vloeit het traanvocht als een dun filmpje over de voorzijde van het oog om het tegen uitdroging te beschermen.

Bij fel licht knijpen we de ogen tot spleetjes, zodat er minder licht de pupil binnen kan komen en we niet verblind raken. Bij het naderen van vreemde voorwerpen worden de oogleden in een reflex snel dichtgeknepen.

Aan de neuszijde zitten in het boven- en onderooglid de traanpunten en traankanaaltjes. Dit zijn afvoerbuisjes, waardoor het traanvocht, via de traanzak naar de neus wegloopt.

Dit kunnen we merken wanneer we huilen. Niet alleen rollen er tranen uit de ogen, maar door het vele traanvocht gaan we ook snotteren.

De tranen verdwijnen in ongeveer 10-20% door verdamping. De meeste tranen worden actief afgevoerd via het traanafvoersysteem door de pompfunctie van de oogleden (de orbicularis of kringspier in de oogleden).

De Lairessestraat 59   1071 NT   Amsterdam   020-679 71 55   omca@me.com   www.omca.nl

Klieren van Meibom

De klieren van Meibom, glandulae tarsicae, glandulae tarsicae Meibomi of glandulae tarsales zijn klieren aan de bindvlieszijde van de ooglidrand, die een olieachtig product produceren dat de vetlaag van de traanfilm vormt.

Deze laag van lipiden voorkomt al te snelle verdamping van het waterige deel van de traanfilm en het hydrofobe aspect van de laag voorkomt bovendien indringing van water en infecties van buitenaf.

Langs de bovenste ooglidrand zijn ongeveer vijftig van deze klieren gelegen, aan de onderste lidrand ongeveer 25.

De klieren zijn genoemd naar de Duitse arts en anatoom Heinrich Meibom (1638-1700), die de klieren als eerste uitvoerig beschreef. De klieren waren echter al getekend door de Italiaanse anatoom Giulio Casserio (ca. 1552-1616).

Bij niet of onvoldoende functioneren van de klieren van Meibom kunnen droge ogen ontstaan, wat ertoe kan leiden dat de patiënt kunsttranen moet gaan gebruiken om verdere uitdroging en de daarop volgende beschadiging van het hoornvlies te voorkomen.

Een acute ontsteking van een klier van Meibom wordt een hordeolum internum genoemd. Deze kan overgaan in het chronische chalazion.