De Lairessestraat 59 1071 NT Amsterdam 020-679 71 55 omca@me.com www.omca.nl
Contactlenzen zijn niet meer weg te denken uit de dagelijkse praktijk. Het dragen van zowel harde als zachte contactlenzen, om kosmetische of therapeutische redenen aangemeten, kan soms aanleiding geven tot ernstige complicaties.
Bij enkele patiënten kan een blijvende daling van het gezichtsvermogen het gevolg zijn. Beide types lenzen geven een verminderde gevoeligheid van de cornea.
Tot de harde contactlenzen worden ook de meer voor zuurstof permeabele lenzen gerekend, die een verbeterde oxygenatie van de cornea geven en minder astigmatisme veroorzaken.
De ernstigste complicaties worden veroorzaakt door infecties. Met name zachte contactlenzen zijn in dit opzicht berucht. Veel narigheid kan worden voorkomen door goede informatie vooraf te geven en door regelmatige controle tijdens het dragen van contactlenzen. Aangezien veel dragers van contactlenzen zich met complicaties in eerste instantie tot de huisarts wenden, is het zinvol om een overzicht te geven van de meest voorkomende problemen en om de rol van de arts bij het oplossen hiervan te benadrukken.
COMPLICATIES DOOR HET DRAGEN VAN HARDE CONTACTLENZEN
Harde contactlenzen, waaronder ook de meer zuurstof doorlaatbare, kunnen tot verschillende complicaties leiden, waarbij een goede begeleiding en uitleg van de arts noodzakelijk zijn.
Toenemend astigmatisme, keratoconus en cornea-oedeem
Een ernstige complicatie vormt de meer of minder uitgesproken toename van het astigmatisme welke vooral door het dragen van de vroeger vaak voorgeschreven polymethacrylaat-contactlenzen kan optreden: dit verschijnsel leidt tot ‘spectacle blurring’ en maakt het dragen van de oude bril met vaak sferische correctie moeilijk.
Deze hoornvliesverandering door het dragen van contactlenzen is reeds twintig jaar in de oogheelkundige literatuur bekend en kan zelfs een corneatransplantatie noodzakelijk maken. Histopathologisch zijn de keratoconus die is ontstaan door het dragen van harde contactlenzen en de ‘spontaan’ ontwikkelde keratoconus niet van elkaar te onderscheiden. Ook het dragen van zachte contactlenzen kan het cornea-astigmatisme doen toenemen, maar voor zover ons bekend, is daarbij nog nooit een keratoconus ontstaan.
Een sterke toename van het astigmatisme leidt tot een verminderde contactlens-tolerantie, vaak gepaard gaande met cornea-oedeem. Indien de keratometriewaarden meer dan 0,5 tot 1 dioptrie in beide hoofdmeridianen zijn toegenomen en het keratometriebeeld onregelmatig wordt, moet het dragen van de lenzen worden gestaakt.
Bij voorkeur laten wij de lenzen dan één tot twee maanden niet dragen en herhalen de keratometrie om de twee weken. In deze lensloze periode kan geen nieuwe bril worden voorgeschreven; de patiënt dient te worden gewezen op de visusklachten als men de (meestal oude) bril weer moet gebruiken. Dagelijkse handelingen zoals het inschenken van kopjes en glazen en het nemen van op- en afstapjes kunnen onaangename verrassingen geven.
Eventueel dient een ‘noodbril’ te worden voorgeschreven volgens de laatste refractiecontrole vóór het lenzentijdperk. Na een week is het astigmatisme meestal weer zover afgenomen dat de patiënt zich weer kan redden. Pas als het keratometerbeeld weer regelmatig is en de keratometriewaarden niet meer veranderen en bij voorkeur weer dezelfde zijn als voor het lenzentijdperk, wordt overgegaan tot aanpassing van nieuwe, bij voorkeur beter zuurstof doorlaatbare contactlenzen (met o.a. cellulose-acetobutyraat of silicon-copolymeren); dergelijke contactlenzen vervormen het hoornvlies minder sterk en hebben als voordeel dat het dragen ervan gemakkelijk kan worden afgewisseld met een bril.
Ook als de patiënt weigert een lensloze periode in te lassen of indien de ontstane keratoconus alleen nog maar met (harde) contactlenzen kan worden gecorrigeerd, dienen dergelijke meer zuurstof doorlaatbare lenzen te worden aangemeten. Wegens al deze problemen is het raadzaam dat iedere contactlens-drager een reservebril heeft. Een dergelijke bril is trouwens verplicht indien de contactlens-drager autorijdt en de refractie-afwijking zodanig is dat chaufferen zonder correctie niet is toegestaan.
Afgenomen corneagevoeligheid en ontstaan van (kerato) conjunctivitis
Indien een patiënt met harde contactlenzen klaagt over pijn, is het onder alle omstandigheden raadzaam de lenzen (tijdelijk) uit te laten; de gevoeligheid van de cornea is door het dragen van de lenzen verminderd en pijn is altijd een laat symptoom.
In geval van een cornea-erosie, bijvoorbeeld door een corpus alienum, een bekraste lens of te lang dragen van lenzen (‘overwear’), mag de lens niet meer-worden gedragen en geven wij een verband met een breed-spectrumantibioticum.
Klachten door het te lang dragen van de lenzen ontstaan in het algemeen enkele uren na het uitdoen, en gaan gepaard met veel pijn en een extreme blepharospasmus. De lenzen moeten altijd worden gecontroleerd op beschadigingen en (of) ongerechtigheden. Als het epitheeldefect is gesloten en er geen kleuring meer optreedt met fluoresceïne, dient de lens nog drie dagen niet te worden gedragen, waarna weer langzaam wordt ‘opgebouwd’: voor iedere dag zonder lens één uur korter, waarna per dag de draagtijd weer met één uur mag worden uitgebreid.
Dit zelfde regime wordt gehanteerd bij exogene ontstekingen zoals een (kerato)conjunctivitis door bacteriën of virussen of een folliculaire conjunctivitis bij hooikoortspatiënten: de contactlenzen tijdelijk niet dragen en de periode van gebruik na genezing weer langzaam uitbreiden. Bij voorkeur moeten de keratometriewaarden worden gecontroleerd vóór de oude lenzen weer worden ingezet, met name indien de lenzen enkele weken niet zijn gedragen.
Indien een contactallergische conjunctivitis optreedt met roodheid en jeuk, is het ook raadzaam de lenzen tijdelijk uit te laten. Plakproeven, uit te voeren door een dermatoloog, kunnen aantonen of de patiënt overgevoelig is voor één of meer conserveringsmiddelen in de verschillende schoonmaak- en opbergvloeistoffen. Het is dan mogelijk vloeistoffen te kiezen met een ander conserveringsmiddel. Afspoelen met water voor het inzetten kan zinvol zijn, maar helaas wordt hiermee niet eventueel aanwezig conserveringsmiddel in de lens verwijderd.
COMPLICATIES DOOR HET DRAGEN VAN ZACHTE CONTACTLENZEN
Zachte contactlenzen kunnen evenals harde lenzen een rood, geïrriteerd oog veroorzaken.
Een rood oog kan het gevolg zijn van een vervuilde lens of uiting van een allergie voor de contactlens-vloeistoffen.
In geval van een vervuilde lens geeft men na genezing van de conjunctivitis een nieuwe lens, als de oude niet meer gereinigd kan worden. Bij allergische reacties moeten andere contactlens-vloeistoffen worden gebruikt (eventueel na plakproef-onderzoek) of moet tot sterilisatie door koken worden overgegaan.
Vaatreacties rondom de cornea
Bij dragers van zachte contactlenzen kan een vaatreactie aan de limbus ontstaan en vaatingroei in de cornea, soms gepaard gaande met een macroscopisch zichtbare roodheid van het oog.
Bij een lichte vorm zijn de limbusvaten abnormaal sterk met bloed gevuld en (biomicroscopisch) te duidelijk zichtbaar. De vaatingroei is met het blote oog moeilijk waarneembaar, en vaak hebben de patiënten zeer weinig klachten. Het is dan moeilijk de patiënt ervan te overtuigen dat hij de lenzen niet mag dragen tot de aandoening is genezen.
Ernstige vormen van vaatingroei in de cornea kunnen de visus bedreigen. Wanneer de vaatingroei is teruggegaan en de ogen weer blank zijn geworden, is het raadzaam om op een ander lenstype over te gaan en nieuwe contactlenzen aan te meten. Indien de oude lenzen weer worden gedragen, recidiveert de vaatingroei meestal spoedig.
‘Supralimbic keratitis’ is een afwijking aan de limbus, waarbij behalve vaatreactie en vaatingroei in de cornea ook infiltraten ontstaan. Deze afwijking is met een goede focale belichting en een loep waar te nemen. Het verdient aanbeveling de patiënt naar beneden te laten kijken en het bovenooglid wat naar boven te trekken, zodat de bovenste limbus, waar zich doorgaans de meeste afwijkingen voordoen, goed zichtbaar is. Bij supralimbic keratitis en vaatingroei in de cornea met roodheid van de bulbus is het raadzaam de patiënt naar de oogarts te verwijzen.
Verminderde corneagevoeligheid
De gevoeligheid van de cornea neemt door het dragen van contactlenzen af, waardoor de patiënt afwijkingen laat of soms in het geheel niet bemerkt.
Er kan zelfs een erosio corneae ontstaan zonder dat de patiënt klachten heeft. Epitheelafwijkingen kunnen veroorzaakt worden door te lang dragen van de lenzen of door het dragen van vervuilde, oude lenzen, en zijn goed waar te nemen na kleuring met fluoresceïne.
Men dient zich te realiseren dat fluoresceïne in het materiaal van de zachte contactlens wordt opgenomen, zodat de kleurstof altijd goed uit de conjunctivale zak moet worden gespoeld voordat de lens opnieuw wordt ingezet.
Infectiegevaar
De ernstigste complicaties bij het dragen van contactlenzen worden veroorzaakt door infecties.
Deze kunnen door bacteriën, virussen of schimmels worden veroorzaakt. Op de miljoenen dragers van zachte contactlenzen komen relatief maar weinig infecties voor. Ze leiden echter vrijwel altijd tot blijvende schade van het hoornvlies.
Een contactlens-drager met een ulcus corneae moet altijd naar de oogarts worden verwezen en er is vaak een opname in een ziekenhuis nodig.
Virusontstekingen onder contactlenzen zijn relatief goedaardig. Adenovirus-keratoconjunctivitis en herpes simplex-infecties kunnen meestal ambulant worden behandeld.
Schimmels kunnen zich af en toe aan vervuilde lenzen hechten. Bij een porte d'entrée in de cornea – bijvoorbeeld een minimale erosie veroorzaakt door het manipuleren van de lenzen – kan echter een schimmelkeratitis ontstaan. Zowel de schimmelkeratitis als de bacteriële keratitis zijn ernstige complicaties van het dragen van contactlenzen. Vooral de Pseudomonas-infectie is berucht en kan de cornea blijvend schaden. Soms is een corneatransplantatie noodzakelijk nadat het ontstekingsproces is genezen.
Overige complicaties
Er kunnen plooien in de membraan van Descemet ontstaan die met een goede loep en focale belichting – echter nog beter met de spleetlamp – te zien zijn. In dit geval ook weer: oude lenzen uit tot de afwijking genezen is, en daarna nieuwe lenzen passen.
Ook de oogdruk kan ongemerkt oplopen onder een zachte contactlens. Het endotheel van de cornea kan beschadigingen tonen die tot blijvend letsel kunnen leiden.10 De patiënt heeft geen of slechts geringe visusklachten. Er is beslist een spleetlamp nodig om het endotheel goed te kunnen bekijken.
Verandering van de traanproduktie zowel wat betreft hoeveelheid als samenstelling kan tot intolerantie van contactlenzen leiden. Traanpathologie kan tot een ‘te droge’ zachte contactlens aanleiding geven. ‘Bevochtigende’ oogdruppels helpen bij lichte vormen, bij ernstige vormen wordt het dragen van ‘gewone’ zachte contactlenzen ernstig bemoeilijkt: om therapeutische redenen worden wel zachte contactlenzen met een hoog watergehalte aangemeten.
De gemiddelde levensduur van zachte contactlenzen is ongeveer anderhalf jaar. Veel patiënten zijn geneigd oude lenzen door te blijven dragen uit gemakzucht of om financiële redenen met alle risico's daaraan verbonden. Voorkomen is ook hier beter dan genezen. Goede voorlichting aan de contactlens-dragers wat betreft hygiëne bij de behandeling van de lenzen, controle zodra er klachten optreden en regelmatige periodieke controles bij alle contactlens-dragers kunnen de meeste complicaties voorkomen. Wegens de ernstige, soms blijvende oogafwijkingen door het dragen van zachte contactlenzen is een halfjaarlijkse controle door oogarts of contactlens-specialist absoluut noodzakelijk.
https://www.ntvg.nl/artikelen/oogheelkundige-complicaties-door-het-dragen-van-contactlenzen/volledig
Amsterdam Eye Hospital
Oogziekenhuis Amsterdam